|
|
|
De politiemannen besloten gelukkig niet te laat dat het tijd was om te vertrekken, want met zoveel drank op...
Ons ontbijt bestaat zoals gewoonlijk uit chapatti's en toast, abrikozen jam en/of honing, eieren en zwarte thee met extra karam-pani - heet water. De Pakistanen verstaan onder thee "melkthee", dus hete melk waarin een theezakje gehangen wordt. Zwarte thee wordt zo sterk gemaakt dat we er extra water bij vragen.
De weg naar Sost is als een biljardlaken, maar om elke bocht schuilt gevaar van gaten in de weg, einde van de verharding, ander verkeer of beesten; na een paar keer verrast te zijn draait iedereen het gas weer een beetje dicht.
In Sost vragen we waar het kantoor is van de politiechef die gisteravond wel heel erg graag met mij wilde dansen.Het is er een drukte van jewelste. Door het raam van het kantoortje heen zie ik "mijn grote vriend" zitten. "Good morning, how are you," zeg ik over de hoofden heen. Waar ze bleven is me een raadsel, maar het kantoortje is 2 tellen later leeg.
Of ik thee wil drinken. "Heb je hier iemand die op de motoren kan passen," vraag ik. De orders worden uitgedeeld en de thee komt eraan.Ook wordt er gebeld naar de chef van de immigratie die gisteravond ook van de partij was. "Ze drinken hier nog thee en komen er dan aan," wordt alvast medegedeeld.
In het kantoor van de immigratie zit een deur verderop ook de douane, waar we ook al aangekondigd zijn. "Bij de inklaring van de motoren in Lahore hebben ze niet helemaal begrepen hoe het carnet de passage werkt," leg ik uit en samen lezen we het hele verhaal dat op een brief is bijgevoegd door. "Ik heb een idee," begin ik en ik leg uit hoe volgens mij alles weer kloppend gemaakt kan worden.
De man belt zijn baas om te overleggen, hangt op en zegt dat we op een antwoord moeten wachten. Even later heeft hij toestemming. "OK, vertel me nu maar wat ik waar in moet vullen," zegt hij.
"We moeten opschieten, want het immigratiekantoor gaat zo sluiten," komt Leentje me vertellen en ik vraag of ik mijn paspoort mag gaan laten stempelen. "You stay here, they will wait for you," krijg ik te horen. En terwijl wij de carnetten afronden, krijgen de anderen ook nog toestemming om terug het dorp in te rijden om vol te tanken.
Daarna gaan we de slagboom door voor de tocht over de Khunjerab pas naar de grens met China.
Het blijkt weer een rit vol obstakels, varierend van onverharde stukken, doorwadingen, wegomleidingen... Totdat we steeds meer sneeuw en ijs tegenkomen. Op één plek is een man met een graafmachine bezig een landverschuiving van de ene kant van de weg naar de andere kant te verplaatsen. Er staan 4 grote vrachtwagens te wachten die er vanaf de andere kant ook niet door kunnen.
Het gaat niet van harte, maar na een paar keer vragen is de man bereid de weg vrij te maken zodat we erdoor kunnen. Ik probeer of hij bereid is de doorgang groot genoeg te maken zodat de vrachtwagens er ook door kunnen, maar dat weigert hij. Gelukkig zijn de chauffeurs op hun beurt wel weer bereid een stukje opzij te gaan zodat wij er langs kunnen.
Zouden we het halen om, zoals aangekondigd, om 1500 uur aan de grens te zijn? "Als het langer duurt, duurt het maar langer," zeggen we. Het is dan ook zo mooi om hier te rijden dat we elk moment mee willen maken.
Het is 10 minuten over drie als we in de verte een hoekige witte poort in het berglandschap zien staan. Ik pak mijn camera weer tevoorschijn en maak een foto. Dan rijden we er onder door naar de andere kant, waar een groepje mensen elkaar en ons druk aan het fotograferen is.
"Geen foto's," roept een nors uitziende militair ons toe. Ik begroet de man, maar hij is niet van plan vriendelijk te zijn. "Iedereen maakt hier foto's," zeggen we wijzend naar de groep die met camera's in de weer is. Ik vraag de fotograferende Chinezen of zij wel foto's mogen maken, geef hen daarna mijn camera, waarmee ze ongestoord aan de slag gaan.
Een stukje verderop is een douanepost. Ook hier norse militairen die allesbehalve vriendelijk zijn. Wat een verschil met Pakisan zeg. Alle bagage moet van de motoren af en door de scanner. "Die man is niet aardig," zegt een politie met 3 sterren op zijn schouder tegen me over Theo. "Dat klopt," antwoord ik en ik leg uit hoe onvriendelijk zijn collega's zijn. "We volgen gewoon de regels," wordt er als excuus gebruikt. "Maar staat er dan in uw policy dat u onvriendelijk moet zijn," vraag ik. Het werkt en ik bedank de man een keer extra voor zijn aandacht. Zijn collega's kijken er met wazige blik naar.
Ik bel kort met onze partner in Beijing en stuur een sms naar Chloe onze gids, die een heel stuk verder in Taskorgan op ons wacht. "Waar zijn onze paspoorten nu gebleven," wil ik weten als alle bagage weer opgepakt is. Die heeft een man, die in een busje bij andere reizigers is gestapt, bij zich. Zodra we klaar zijn zullen we vertrekken. Het is nog 120km rijden.
We moeten het busje, dat naar onze zin veel te langzaam rijdt, volgen. Er lijkt geen eind aan te komen en het begint al te schemeren als we eindelijk in Taskorgan bij weer een andere douanehal aankomen waar we Chloe en de chauffeur Xiqing (Sietsjing) ontmoeten. Onze bagage moet opnieuw door een scanner heen en de motoren moeten in een warehouse geparkeerd worden. "We nemen de bagage mee naar het hotel, anders moet het morgen weer gescand worden," horen we en dus pakken we de auto vol.
We moeten morgen om 10.30 terug zijn voor de motoren, maar net als we denken dat we uit kunnen slapen, wordt eraan toegevoegd dat hier alles op Peking-tijd gaat. Het is hier dan dus 3 uur later dan in Pakistan en 10.30 is daar 7.30 uur. Ineens hebben we allemaal een soort van jetlag te pakken.
|
|